-
1 Bahn
〈v.; Bahn, Bahnen〉2 weg, pad ⇒ spoor, baan6 spoor(weg) ⇒ spoorlijn, Spoorwegen♦voorbeelden:sich in neuen Bahnen bewegen • nieuwe wegen bewandelenBahn frei! • uit de weg!freie Bahn haben • vrij spel hebbenauf die abschüssige, schiefe Bahn geraten, kommen • op een hellend vlak geraken, op het verkeerde pad terechtkomen〈 figuurlijk〉 sich Bahn brechen • baan breken, zich een weg banenden neuen Ideen Bahn brechen • de nieuwe ideeën veld doen winnen -
2 sich in neuen Bahnen bewegen
sich in neuen Bahnen bewegenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > sich in neuen Bahnen bewegen
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский